Informaticasite van het Lauwers College te Buitenpost                 © R.J. van der Beek
 

Open vragen en meerkeuze-vragen hoofdstuk 13   

Klik bij meerkeuzevragen op het correcte antwoord.
N.B. Soms zijn alle antwoorden goed, klik dan op 'Alle antw. zijn goed'
Als het fout is probeer je het opnieuw!
betekent fout
betekent goed
Heb je het antwoord bij de eerste poging goed dan krijg je 10 punten, bij de tweede poging 1 punt en bij de derde poging 0.5 punt.

 1. In het schema bij deze vraag wordt een bepaalde organisatiestructuur afgebeeld. Hoe noemen we een dergelijk schema?



a) Organisatiestructuur
b) Hologram
c) Organigram
d) Communicatiematrix

 2. In het schema bij deze vraag wordt een bepaalde organisatiestructuur afgebeeld. Hoe noemen we deze organisatiestructuur?



a) Lijnorganisatie
b) Lijn-staforganisatie
c) Matrixorganisatie
d) Entente

 3. In elk bedrijf is sprake van een aantal ondersteunende functies (de secundaire bedrijfsprocessen).
Deze horen niet zozeer bij het productieproces, maar zijn vaak nodig vanuit sociaal, economisch, of organisatorisch oogpunt. Een voorbeeld hiervan is:
a) De afdeling personeelszaken
b) De afdeling logistiek (opslag & distributie)
c) De afdeling verkoop
d) De productieafdeling

 4. Er is een bepaalde term voor een afdeling, zoals in de vorige vraag bedoeld is.
Hoe heet zo'n afdeling (gebruik kleine letters, vier letters)
Vul hier het antwoord in : Het is een -afdeling.    

 5. Deze vraag gaat over een hiërarchische organisatie.
Welke uitspraak is niet waar ?
a) Een hiërarchische organisatie is een vertikale organisatie
b) Een hiërarchische organisatie is een horizontale organisatie
c) Een hiërarchische organisatie heeft een piramide-structuur
d) In een hiërarchische organisatie zijn de communicatielijnen lang

 6. Deze vraag gaat over een vertikale organisatie.
Welke uitspraak is niet waar ?
a) Een kenmerk van een vertikale organisatie is dat het werk er gemakkelijk in verschillende, onafhankelijke, deeltaken is op te delen.
b) Een kenmerk van een vertikale organisatie is dat het opleidingsniveau van de werknemers erg uiteen loopt.
c) Een (basis)school is een voorbeeld van een vertikale organisatie
d) Bij een vertikale organisatie heb je vaak top-down communicatie

 7. Bij een bepaald type organisatie wordt het beleid gezamenlijk bepaald, ieder lid van de organisatie heeft dezelfde rechten en plichten.
Hoe wordt zo'n organisatie genoemd (gebruik kleine letters, zeven letters) ?
Vul hier het antwoord in :     

 8. Deze vraag gaat over een exchange server.
Welke uitspraak is niet waar ?
a) Een exchange server bevat een database, waarin alle veranderingen van de organisatie worden vastgelegd.
b) Een exchange server wordt ook wel mailserver genoemd
c) Een exchange server wordt gebruikt om alle postbussen met de inhoud ervan op te slaan
d) Een exchange server is een voorbeeld van een dedicated server

 9. Deze vraag gaat over de entente-organisatie.
Welke uitspraak is waar ?
a) De ententestructuur is geschikt voor grote organisaties met minimaal 15 medewerkers.
b) De ententestructuur is vooral geschikt voor bedrijven waar het opleidingsniveau van de werknemers sterk uiteenloopt.
c) In de communicatiematrix van een entente komen vrijwel uitsluitend enen voor.
d) Bij een entente bepaalt de voorzitter het beleid.

 10. Welke uitspraak over moderne organisaties is niet waar ?
a) Een zuivere lijnorganisatie is gebaseerd op het geven van opdrachten, en is daardoor tegenwoordig eigenlijk niet meer bruikbaar.
b) Een nadeel van een andere structuur dan de lijnorganisatie is, dat de verantwoordelijkheden niet altijd duidelijk zijn.
c) De moderne organisatie is gebaseerd op teamwerk, waarbij elke medewerker bereid is te luisteren en compromissen te sluiten.
d) Wil een organisatie goed werken dan is het noodzakelijk mondeling te communiceren.

 11. Wat is een belangrijk nadeel van een lijn-staforganisatie?
a) Dat de staffunctionarissen geen verantwoordelijkheid dragen voor de beslissingen die genomen worden op basis van hun advies, en ze vaak geen feeling hebben met het echte werk, waarin het in het bedrijf om draait.
b) Dat de staffunctionarissen moeite hebben hun specialistische kennis op peil te houden.
c) Dat de leidinggevenden de adviezen van de staffunctionarissen vaak niet opvolgen.
d) Dat er meer afdelingen nodig zijn bij een bedrijf, als er staffunctionarissen in het bedrijf werken.

12. Deze vraag gaat over een matrix- en projectorganisatie.
Welke uitspraak is niet waar ?
a) Projectgroepen komen veel voor bij bedrijven die complexe opdrachten krijgen.
b) De medewerkers van een matrix- en/of projectorganisatie hebben twee chefs: de functionele chef en de operationele chef.
c) Een matrixorganisatie wordt vaak toegepast omdat het een goedkope organisatie is.
d) Het bezwaar van een matrix- en/of projectorganisatie is dat de verantwoordelijkheden niet altijd duidelijk zijn.

 13. Tegenwoordig worden bestellingen enz. vaak electronisch via een netwerk (internet) geregeld.
Als daarbij programma's worden gebruikt, die naadloos op elkaar aansluiten dan kan de uitwisseling van gegevens, en de aanpassing daarvan, volledig automatisch gebeuren.
Welke term wordt daarvoor gebruikt, geef de afkorting (gebruik hoofdletters, drie letters)
Vul hier het antwoord in :     

14. Welke uitspraak klopt niet ?
Een voordeel van het gebruik van ICT in een bedrijf is:
a) Dat er binnen een netwerk gebruikersgroepen kunnen worden gedefinieerd. Welke programma's iemand via het netwerk kan gebruiken, kan geregeld worden m.b.v. de gebruikersgroepen.
b) Dat iedere medewerker altijd alle berichten, die via het netwerk worden verstuurd, ontvangt. Hij of zij ziet dan zelf wel welke berichten daadwerkelijk voor hem of haar bestemd zijn.
c) Dat de belangrijke programma's en gegevens alleen op de server hoeven te worden opgeslagen, via het netwerk kunnen de werknemers daarmee werken (als ze er tenminste mee mogen werken)
d) Opdrachtenbriefjes kun je gemakkelijk kwijt raken, maar als er werkafspraken met behulp van ICT worden vastgelegd is de kans minder groot dat ze verloren gaan.

15. Een vraag over informatielijnen.
Welke uitspraak is niet waar ?
a) Als de verticale informatielijnen alleen gebruikt worden om opdrachten door te geven dan spreek je van bottom-up-lijnen.
b) Als een bedrijf zijn loonadministratie uitbesteedt dan is er sprake van een extern gerichte informatielijn.
c) Horizontale informatiestromen kunnen een verticale informatiestroom tot gevolg hebben.
d) Als verticale informatielijnen ook worden gebruikt om werknemers hun ervaringen naar het bedrijfsmanagement door te geven, dan spreekt men van bottom up goals down.

16. Er zijn voordelen bij het gebruik van ICT, maar ook nadelen.
Welke uitspraak klopt niet ?
Een voordeel van het gebruik van ICT is:
a) Dat er kortere distributielijnen zijn, geen tussenschakels.
b) Dat er verhoging van het rendement is, en dus kostprijsverlaging
c) Dat de kwalitiet van het werk door het gebruik van ICT kan verbeteren.
d) Dat er meer persoonlijke contacten zijn.

 17. In het schema bij deze vraag wordt een organisatiestructuur afgebeeld. Wat is in dit schema een stafafdeling?



a) Verkoop
b) Expeditie
c) Buitenand
d) Personeelszaken

 18. Deze vraag gaat over het verschil tussen een onderneming en een instelling.
Welke uitspraak is niet juist?
a) Een organisatie is een samenwerkingsverband tussen mensen die een aantal activiteiten uitvoeren om vooraf bepaalde doelen te bereiken.
b) Bij een instelling is men gericht op de verwezenlijking van niet-economische doelen.
c) De PvdA is een onderneming
d) Een advokatenkantoor is een onderneming