Open vragen hoofdstuk 2

1 De processor
a. Noem twee afkortingen die wel gebruikt worden voor de processor.
Geef ook aan waarvan het de afkorting is.

b. Geef een aantal fabrikanten van processoren.
Geef ook een aantal merken van processoren.

c. Uit welke drie onderdelen bestaat een processor. Beschrijf ook de taak van elk van de drie onderdelen.
d. Wat betekent MIPS? Waarom is dat niet hetzelfde als de kloksnelheid in MHz?
e. Hoe kan het dat een hogere kloksnelheid niet altijd een grotere verwerkingssnelheid betekent.
f. Wat is de instructiecyclus. Uit welke drie stappen bestaat die?
2 Extern geheugen
a. Noem vier voorbeelden van magnetische opslagmedia.
b. Noem twee voorbeelden van optische opslagmedia
c. Waar zijn HD, FD, CD en DVD de afkortingen van?
d. Hoeveel MB past er op een diskette, hoeveel op een CD, hoeveel op een DVD?
3 Intern geheugen en Bios
a. Noem vier soorten RAM-geheugen.
b. Met welke afkorting worden geheugen-modulen wel aangegeven.
c. Wat wordt er bedoeld met POST bij het opstarten van een computer.
d. Wat is de CMOS?
e. Wat is de BIOS?
4 Verschil Intern/Extern geheugen
Zeg van de volgende soorten geheugen of het extern of intern geheugen is.
a. CD-ROM
b. Virtueel geheugen
c. Cache-geheugen
d. Een USB-stick (ook wel Flash memory genoemd)
5 De werking van de harde schijf
Beschrijf de volgende termen i.v.m. de harde schijf
a. spoor
b. sector
c. cilinder
d. lees/schrijfkop
e. adres
6 De harde schijf
a. Noem drie factoren die de snelheid van de harde schijf bepalen.
b. Soms geeft de computer aan dat er een leesfout is opgetreden. Hoe weet de computer dat het fout is, hij kan toch niet weten dat er iets anders had moeten staan?
c. Wat is de partitiesector van de harde schijf. Wat staat daar en waar staat het?
d. Wat is een cluster?
e. Wat staat er in de FAT. Waar is FAT de afkorting van. Noem minstens drie soorten FAT.
f. Wat is een IDE, wat is een SATA en wat is een SCSI
7 Verschil harde schijf/SSD/cd-rom/cd-r
a. Hoe worden bits vastgelegd op een harde schijf?
b. Hoe worden bits vastgelegd op een SSD?
c. Hoe worden bits vastgelegd op een cd-rom?
d. Hoe worden bits vastgelegd op een cd-r (die met een cd-brander is beschreven)?
e. Geef drie voordelen van een SSD op een klassieke harde schijf. Geef ook twee nadelen.
f. Hoort een harde schijf bij adresseerbaar geheugen? En een cd-rom? En tape?
8 Poorten en bussen
a. Wat wordt er met de (systeem)bus bedoeld?
b. Uit welke drie soorten bussen bestaat de systeembus. En wat is de taak van die verschillende bussen?
c. De databus bij een Pentium is 64-bits. Wat betekent dat?
d. Wat is een PCI-bus?
e. Geef de namen van de poorten 1, 2, 3 en 4, die meestal op de achterkant van een computer zitten (zie foto).

9 Von Neumann
a. Wat is het Von Neumann-principe?
b. Wat is de Von Neumann-bottleneck?
c. Op welke manieren wordt er geprobeerd het probleem van de Von Neumann-bottleneck te verminderen.
d. Wat is een dual-core processor?
10 Chipset
a. Wat is de functie van de northbridge?
b. Wat is de functie van de southbridge?
c. Hoe worden de northbridge en southbridge samen wel genoemd?
d. Waar is DMA de afkorting van en wat wordt er met DMA bedoeld?
11 USB
a. Waarvoor staan de letters USB?
b. Noem drie belangrijke kenmerken van een USB-bus.
c. Er zijn verschillende versies van USB. Welke versie wordt op dit moment meestal gebruikt, en met welke snelheid worden gegevens daarbij getransporteerd?