2.2.3. De systeembus
De systeembus is de centrale bus, omdat ze de CPU verbindt met het RAM geheugen.
Het wordt ook wel de Local bus of Front Size Bus (FSB) genoemd.
De northbridge is een chip, die het verkeer tussen de processor en het werkgeheugen en de AGP-bus (waar de grafische kaart op werkt) regelt.
Het is een onderdeel van de chipset; dat zijn een aantal chips die het verkeer over de bussen regelen.
De verbinding tussen de systeembus en de I/O-bussen noemt men de southbridge. Deze bridge maakt ook deel uit van de chipset.
Vanaf de Pentium is de breedte van de systeembus 64 bit.
De kloksnelheid van de processor is altijd een aantal keren (dat wordt de multiplier genoemd) maal de snelheid van de front side bus:
kloksnelheid van de processor = fsb * multiplier
Voorbeeld: Bij de Pentium II van 350 Mhz goldt: FSB snelheid 100 Mhz * Multiplier 3,5 = 350
Tegenwoordig liggen processorsnelheden boven de 3 Gigahertz en de FSB-snelheid op 400 Mhz.
De systeembus bestaat uit drie soorten invoer- en uitvoerkanalen.
- a) adresbus
De adresbus zorgt ervoor dat de van de microprocessor afkomstige data op bepaalde geheugenlocaties (geheugenadressen)
van het interne geheugen terecht komen.
Hier is sprake van eenrichtingsverkeer. De adresbus kan bv. 32 bits breed zijn.
- b) databus (of gegevensbus)
Met behulp van de databus worden gegevens tussen geheugen, microprocessor en interfaces getransporteerd.
Hierbij wordt gebruik gemaakt van tweerichtingsverkeer.
Het aantal datalijnen in de databus is van groot belang voor de snelheid van het gegevenstransport.
Vanaf de Pentium beschikken de processoren over een 64-bits brede databus.
- c) control bus (of besturingsbus)
De systeemklok zorgt via de control bus voor de timing van de microprocessor.
Zoals reeds eerder gezien wacht de processor met de uitvoering van elke instructie
tot er één of meer kloksignalen verstreken zijn.